Zaterdag 15 september mocht ik deel uitmaken van het reünieteam “Regio ’72 Zero’s”. De korfbalclub uit Vaassen, waar ik voor het eerst een balletje gooide, leerde wat samenspelen en fair play was, bestond 40 jaar. Dus reisde ik af naar mijn geboortegrond, om mijn generatie te vertegenwoordigen in een dynamische competitie tegen voorbeelden en oude bekenden. Terug op het oude nest. Zonder klossen, met heel veel zin.

Als sportpsycholoog* loopt er dan gelijk ook een zekere prestatiegerichtheid door mijn aderen. Aan de keukentafel bij mijn ouders riep ik al (over?)moedig, dat mijn deelname geslaagd zou zijn als ik er 1tje zou maken. Bij het inschieten daalde het vertrouwen daarin; de bewegingen zitten nog altijd in mijn hoofd, maar waar blijft de precisie in de uitvoering? Het delen van mijn wens zorgden dat al mijn teamgenoten mij bleven aanmoedigen om veel te schieten. Toen er in de laatste wedstrijd een strafworp werd versierd, werd ik richting stip gebonjourd. Je wilde toch scoren?! Daar sta je dan… Op de stip. De penalty, vrije worp of strafbal in korfballand.

Koud kunstje of niet mijn ding?

Beroepsmatige nieuwsgierigheid, werd meteen geprikkeld door zowel intense ervaringen op de stip, als uitspraken van mijn medekorfballers. achteraf. In de derde helft bleek tot mijn verbazing dat “de strafworp” een aspect van het korfbal is, waar gemengde gevoelens over bestaan.

“Ik laat iemand anders altijd staan, ‘t is echt niet mijn ding”.

“Vreselijk frustrerend als je mist. Meer opluchting dan blijdschap als je raakt”.

Blijkbaar is het nemen van een strafworp geen voorrecht of noodzakelijk kwaad dat hoort bij ieders bestaan als korfballer. Blijkbaar heeft ieder team aangewezen experts en is het nemen van een strafworp daarmee tot een vak apart verheven. Terwijl in theorie iedereen toch een bal van dichtbij moet kunnen scoren? Oog in oog met de korf, vrij van tegenstanders of voorbijflitsende medespelers. Volledige aandacht en tijd voor het maken van een perfecte beweging. Technisch lijkt het een koud kunstje.

Van binnen kookt het

Als je kijkt naar de mentale vaardigheden die je nodig hebt voor deze taak, wordt het een ander verhaal. Vier seconden krijg je de tijd; die duren ineens heel lang. En met iedere medespeler en tegenstander op 2,5 meter afstand, is het leven onder de korf ineens eenzaam. Er is op de stip volledige tijd, stilte en gelegenheid om na te denken. Dit lijkt een uiterst verstandige mentale vaardigheid. Je moet je hoofd toch bij de wedstrijd houden?

Eens. Maar de soort gedachten maken hier het verschil. Bevorderen je gedachten je scoringskans, of verlam je juist? Laten we eens kritisch kijken naar de gedachten die de stip zoal oproepen. “Als deze raak gaat, hebben we een mooie voorsprong”, of, “ik moet deze raken, anders lopen we onze achterstand nooit meer in”.

Helpen deze gedachten je om je beter te concentreren? Of in het de juiste stemming te komen om de worp erin te leggen? Onder druk wordt door de hersens direct een signaal naar het lichaam afgevuurd: gevaar ligt op de loer. Hoewel de druk om te scoren zich in het hoofd afspeelt, reageert ons lijf nog steeds als in de tijd van holbewoners en dinosauriërs. Bij waargenomen gevaar bereidt het het lichaam zich voor; om te vechten of vluchten. Je spierspanning en hartslag gaan omhoog en er stroomt minder bloed naar je hersens en maag. Vaak beweeg je houteriger door de verhoogde spierspanning. Juist op 2,5 meter van de korf, kan een kleine afwijking in souplesse al het verschil maken tussen scoren of niet. Kortom, je lijf reageert wisselend en onvoorspelbaar op de druk. En juist zo dichtbij de korf moet je feilloos kunnen vertrouwen op bewegingen die je normaalgesproken automatisch uitvoert.

Denken is geen concentreren

Het gepieker op de stip zorgt ook voor verminderde concentratie. Want al lijken al die gedachten over scoren, winnen en moeten wel heel fanatiek en gemotiveerd. Of ze daadwerkelijk bijdragen aan een betere uitvoering van je taak, kun je je afvragen. In de sportpsychologie wordt unaniem met sporters getraind om hun aandacht bij hun taak te houden. Dan kun je denken aan je aandacht richten op de veldbezetting, posities van je medespelers, de korf, je tegenstanders, rotatie van de bal of letten op je houding, hoe stevig jij de bal vasthebt of je wedstrijdplan. Je aandacht is dan in de doe-stand. Je neemt alleen details waar, die voor jouw acties belangrijk zijn. Denken over resultaten, fouten, standen, winnen, verliezen, het verloop van de volgende helft; dit wordt de denk-stand genoemd. Je denkt na over je eigen prestaties, mogelijke resultaten of soms nog erger; de gevolgen van die resultaten aan het nadenken (worden we hiermee kampioen of niet). Ver weg van de wedstrijd en het waarnemen van kleine details die soms groot verschil maken. Kijken we naar de strafworp, is je taak: scoren. Beter kun je letten op de positie van de korf, de sprong die je gaat maken, je de benodigde beweging visualiseren en de bal richting korf brengen. Simpel gezegd, moeilijk gedaan voor een fanatiek brein.

Eerste hulp bij presteren onder druk

Juist in de “vergemakkelijkende” factoren tijd, rust en ruimte, lijken bij het nemen van de strafworp de grootste mentale obstakels te zitten. De uitgangssituatie dat er geen enkele omgevingsfactor – tijdsdruk, tegenstanders of voorbijzoevende medespelers – jou weerhoudt om te scoren, verhoogt de druk om te scoren. Met alle gevolgen van dien. Waar begin je eigenlijk aan door op die stip te gaan staan? Ik zou geen goede sportpsycholoog zijn, als ik je niet geruststelde. Eigenlijk biedt de strafworp de ideale kans om je mentale vaardigheden te oefenen. Oefenen? Ja. Presteren onder druk kun je leren.

Nadenken heb ik misschien wel als je grootste vijand omschreven. Uitschakelen dat monster dus! Een goede eerste tackle, is een grondige ademhaling. Dat geeft gelijk het signaal aan je lijf dat de kust veilig is, en deze niet als een malle je hoeft voor te bereiden op het gevecht met een T-Rex of een sprint door de bossen. Als je langer uitademt dan inademt (het ritme wat je ook hebt als je slaapt), tel en blaas je jezelf al een stuk rustiger. Het tellen zelf helpt daarnaast uitermate goed om je hersens bezig te houden met een andere mentale taak dan denken over scoren en moeten en winnen en je gemiddelde en… Een andere mentale opdracht kan zijn een technische tactiek voor de worp te verzinnen; “ik gooi al mijn kracht in mijn afzet naar de korf” , “ik zorg voor een goede strekking richting korf”.

Het vervolgens visualiseren hoe je de worp gaat nemen kan daarna een goede laatste stap zijn. Dit is het voor je zien, legaal dagdromen van je ideale worp. Het liefst met alle zintuigen en tot in detail zie, hoor, voel jij hoe de bal richting korf gaat. Bij het voorstellen van een beweging, activeert je lichaam al bijbehorende spieren om de beweging ‘te plannen’. Dit planproces helpt je lichaam weer om de beweging technisch goed uit te voeren. Je kan natuurlijk ook denken aan je laatst gescoorde strafworp. Dat geeft ook zo’n lekker gevoel van zelfvertrouwen mee. En daarmee ben je weer een stap dichterbij een treffer.

Heb jij als strafworp-, penalty-, vrije worp- of strafbalkiller nog een gouden tip? Reageer!